Eindelijk kan ik erover praten. Maar vooral, wil ik erover praten.
Heb ik goed gerouwd? Dat vraag ik mij regelmatig af. Daar is niet eenduidig een antwoord op te geven. Makkelijk is antwoord te geven op de vraag hoe ik gerouwd heb. En vergeet niet ik: rouw nog steeds!
Manu Keirse zegt in zijn boek dat de tijd niet de wonden heelt, maar dat bepalend is wat je in die tijd hebt gedaan.
Het sterven van Jos was als een aanrijding met een enorme vrachtwagen. Zwaargewond zou ik, na de operatie, moeten herstellen door rust, aandacht en liefde. De onvoorwaardelijke aandacht van anderen voor mijn verdriet, daar ontbrak het aan. Zeker in de jaren daarna. Verlangen naar een moeder die steeds weer haar arm om je legt en zegt: "meisje het komt allemaal goed, ga nu maar even slapen".
Rust was er ook niet. Het leven ging door. De jongens moesten naar school. De hond moest uit en de enorme berg met spullen uit ons ouderlijke huis moest worden opgeruimd.
Nu heb ik zelf vaak gezegd, dat het maar goed is dat het leven om mij heen doorging. Maar soms had ik ook de behoefte om als een kat, me op te krullen, m'n wonden te likken en te slapen.
Nu, na die tien jaar, kan ik een boek lezen als "Stil verdriet" en de tranen hun weg laten volgen zonder dat het mij weer terugbrengt naar dat akelige, eenzame gevoel wat ik had in die eerste jaren na de dood van Jos. Nog een mooi en herkenbaar citaat uit het boek van Manu Keirse.
Men moet eerst tot een keuze komen tussen de overledene in de dood volgen of kiezen voor datgene wat hem aan het leven bindt.
Langs het water, voor ons huis in Almere, liet ik Snuf uit. Ik voelde niets, het leven betekende niets meer voor mij. "Ik kan net zo goed het water inlopen, dan is het maar voorbij", dacht ik.
Plotseling realiseerde ik mij dat Snuf weg was. Ik liep terug en Snuf zat daar. Ik riep haar, maar ze kwam niet. Pas toen ik deze akelige gedachte en gevoel een beetje van mij had afgeschud, kwam zij op mij toe gelopen. Dit heeft zich nog een aantal keren voorgedaan.